Tag Archives: referendum

Die opkomstdrempel dus. Die is stom.

I told you so. In oktober schreef ik hier over een systeemfout in het referendum. Ook schreven onder andere Tom Louwerse en Kristof Jacobs op StukRoodVlees.nl, en Ionica Smeets (€) in de Volkskrant  hierover.

Het probleem van de opkomstdrempel is dat deze zorgt voor twee conflicterende strategieën waarop voorstanders van (in dit geval) het associatieverdag kunnen ‘winnen’ bij het referendum:

  1. Niet stemmen – zodat de opkomst onder de 30% blijft;
  2. Wel stemmen – zodat er meer voor- dan tegenstemmen zijn.

Het probleem is dat niemand weet wat de andere voorstanders doen. Als de voorstanders hun keuzes verdelen over strategie 1 en strategie 2, kan het zomaar zijn dat de opkomstdrempel toch gehaald wordt en dat het aantal tegenstemmen de meerderheid heeft. En dat lijkt precies te zijn wat er nu aan de hand is.

Wat cijfers (op basis van de voorlopige uitslagen zoals die op donderdagmorgen 08:00 in de media te lezen zijn):

  • Aantal stemgerechtigden: 12.838.934
  • Opkomst: 32,2%, dus ca. 4,134 miljoen
  • Tegenstemmen: 61,1% van 4,134 miljoen, dus 2,526 miljoen
  • Voorstemmen: 38,1% van 4,134 miljoen, dus 1,575 miljoen
  • (en iets meer dan 30 duizend blanco stemmen; ongeveer de kiesdrempel van de afgelopen TK-verkiezingen)

Tegen heeft dus duidelijk gewonnen (gefeliciteerd hoor), maar dat hoeft niet te betekenen dat er ook meer tegenstanders dan voorstanders zijn: we weten niet hoeveel voorstanders vanwege ‘strategie 1’ zijn thuisgebleven.

Wat hadden de voorstanders anders moeten doen om te winnen? Twee opties:

  1. Meer Strategie 1 hanteren. De opkomst ligt 2,2 procentpunt boven de drempel. Waren 282 duizend van de anderhalf miljoen voorstemmers thuis gebleven, dan was de opkomst onder de 30% gebleven. Omdat de politiek heeft aangegeven de mening van 29,9% van de Nederlanders niet te boeien en de mening van 32,2% van de Nederlanders als bindend te beschouwen, zouden die extra thuisblijvers het referendum ‘ongeldig’ gemaakt hebben. Dit houdt in dat van elke vijf-en-een-halve voorstemmer gisteren, er eentje eigenlijk beter thuis had kunnen blijven.
  2. Meer Strategie 2 hanteren. Nee had ongeveer een miljoen stemmen meer, dus als een miljoen extra voorstanders gestemd hadden, had voor gewonnen. Een miljoen is best veel; dit komt er op neer dat 37,6% van de voorstanders bewust thuisgebleven zou zijn vanwege Strategie 1.

We weten natuurlijk niet hoeveel voorstanders thuis zijn gebleven, en we weten niet of optie 1 of 2 hierboven realistisch is. Zoiets valt best te peilen, bv. door Maurice de Hond of een collega van hem; maar die had sowieso best kunnen peilen hoe Nederlanders over dat verdrag met Oekraïne denken. De Hond had dat ook een kleine 40 miljoen goedkoper kunnen doen. Het is tenslotte slechts een raadgevend referendum. Dat PvdA en CDA vooraf al zeiden het als een bindend referendum te zien, daarmee de “wil van het volk” (die ooit heeft vastgelegd dat voor zo’n referendum een grondwetswijziging nodig is) negerend, is erg jammer. Niet alleen heeft de politiek een weeffout in het referendum gestopt, ze stoppen ook een weeffout in de uitwerking. Op gebrek aan consistentie kan je ze tenminste niet betrappen…

NB: er zijn natuurlijk ook tegenstanders thuisgebleven, bijvoorbeeld omdat ze hun stempas kwijt waren of nooit  stemmen. Dat soort mensen heb je ook bij de voorstanders en bij elke verkiezing. Het gaat mij in deze blogpost puur om de mensen die om strategische redenen thuis zijn gebleven: dat is een unicum, want elke andere verkiezing is zodanig opgezet dat een extra stem nooit ongunstig kan zijn.

Wat zou er nu moeten gebeuren?

  1. De politiek moet over het verdrag praten. Hoe terecht de klacht over de weeffouten ook is, dat 2,5 miljoen mensen gisteren tegen gestemd hebben, is een duidelijk signaal. (Kleine nuance: nu heeft 0,6% van de EU-bevolking zich tegen het verdrag uitgesproken.) Of die tegenstem nu tegen het verdrag was, of tegen ‘Brussel’ of wat dan ook, doet daar niet aan af. Bij reguliere verkiezingen vragen we ook niet aan de stemmers of ze wel valide argumenten hebben gebruikt om een partij te kiezen.
  2. De politiek moet razendsnel (want Baudet c.s. zinspeelt al op een volgend referendum; en ook aan de andere kant van het politieke spectrum staat men in de startblokken) die Referendumwet aanpassen. Hoe heb ik in mijn vorige blog al uitgelegd: of haal die opkomstdrempel weg (het is tenslotte slechts raadgevend), of zet de opkomstdrempel alleen op het aantal tegenstemmen. Het huidige systeem leidt tot chaos, zo is wel gebleken.

 

Het referendum van GeenPeil en het prisoner’s dilemma

Het is GeenPeil gelukt om genoeg handtekeningen te verzamelen om een raadgevend referendum over het associatieverdrag met Oekraïne af te dwingen. Er is van alles te vertellen over de inhoudelijke voor- en nadelen van zo’n verdrag maar dat laat ik aan anderen over.

Wat veel interessanter is, is dat er in de wettelijke constructie van het referendum een rare weeffout zit: het is voor voorstanders van dit verdrag vantevoren niet duidelijk of het nu verstandig is om wel of niet te stemmen. En dat is natuurlijk raar. Bij een gewone verkiezing weet je ook dat het verstandig is om op Partij A te stemmen als je wilt dat Partij A veel stemmen krijgt.

Spelregels

Hoe komt dit? De Tweede Kamer heeft ingestemd met het associatieverdrag dus zonder referendum zou het er komen. Het referendum kan dus alleen aan de rem trekken – niet op het gaspedaal drukken. Het referendum kent vervolgens drie spelregels:

  1. Je kan voor of tegen stemmen, andere smaken zijn er niet. De optie met de meeste stemmen wint.
  2. Het referendum is pas geldig als de opkomst minimaal 30% van de stemgerechtigde bevolking is.
  3. Het staat de Tweede Kamer vrij om de uitkomst van het referendum te negeren en lekker te doen wat ze zelf wil.
Wiegel bij nacht (bron originele foto: npogeschiedenis.nl)
Wiegel bij nacht (bron originele foto: npogeschiedenis.nl)

Spelregel 3 is natuurlijk vrij zot: waarom zou je het volk om haar mening vragen als je vervolgens die mening naast je neerlegt. Dit is een raar poldercompromis tussen de voor- en tegenstanders van een referendum. Een poging tot een normaal referendum is 16 jaar geleden gestrand omdat niet alle Eerste Kamerleden zich gebonden voelden aan coalitie-afspraken. Te verwachten valt dat partijen die de uitslag totaal negeren bij de komende verkiezing afgestraft worden en onder de cynische maar aardig realistische aanname dat de meeste partijen niet vanuit ideologisch standpunt maar vanuit angst voor de kiezer hun standpunten bepalen, kunnen we er enigszins vanuit gaan dat spelregel 3 niet de belangrijkste is.

Blijven dus twee spelregels over: haal een meerderheid voor je standpunt en haal voldoende opkomst. Die klinken niet zo raar. Maar ze zijn het toch. Voor tegenstanders van het associatieverdrag is het eenvoudig om de strategie te bepalen: ga stemmen en stem tegen. Gebeurt dit in voldoende mate dan is de uitslag van het referendum in het voordeel van de tegenstemmers.

Stemstrategie

Voor voorstanders van het associatieverdrag is het lastiger. Er zijn namelijk twee scenario’s waarin zij hun zin krijgen:

  1. Minder dan 30% van de bevolking gaat stemmen en het referendum is niet geldig. De Kamer zal dan het oude voornemen om voor te stemmen handhaven en het verdrag wordt getekend.
  2. De opkomst is voldoende en een meerderheid heeft voorgestemd. Het volk heeft gesproken, de Kamer luistert, en het verdrag wordt getekend.

Het zal de meeste voorstanders worst wezen of scenario 1 of scenario 2 werkelijkheid wordt: het gaat om de uitkomst. Echter, bij beide scenario’s is een tegengestelde strategie nodig: bij scenario 1 is het beter om niet te stemmen, want elke stem verhoogt de opkomst (iets dergelijks betoogden twee DWARSe jongeren in de Volkskrant). Bij scenario 2 is het beter om wel te stemmen (en dan ook voor te stemmen), want elke voorstem is een stapje richting meerderheid. De kiezer weet vantevoren niet welke strategie de beste is, want dit hangt af van de keuze die de andere kiezers maken. Dit lijkt op het Prisoner’s Dilemma (of, eigenlijk, van het n-player Prisoner’s Dilemma) en enkele andere speltheoretische klassiekers.

Dit dilemma was niet nodig geweest als de Kamer wat beter nagedacht had bij het vaststellen van de spelregels van het raadgevend referendum. Ten eerste kan je je sowieso afvragen waarom je een minimale opkomst wilt vermelden als het referendum toch slechts raadgevend is. Als slechts 2% van de bevolking komt stemmen, zal bijna niemand het de Kamer kwalijk nemen dat ze zich weinig van de raad aantrekt. (Omdat die 2% vanzelfsprekend geen willekeurige steekproef van de bevolking is.) Maar als je dan toch een eis rond minimale opkomst wilt vermelden, doe dit dan zonder dilemma’s voor de kiezer te introduceren. Je staat als politicus tenslotte in dienst van die kiezer. Een eis als “Het referendum is geldig als voor één van de twee stemopties gekozen is door minimaal x% van de stemgerechtigde kiezers” zou dit dilemma in een klap oplossen. Zet x% bijvoobeeld op 20% en dan is de strategie voor zowel de tegenstander als de voorstander duidelijk. De tegenstander stemt tegen en hoopt dat minimaal 19,99999% van het land dat ook doet en dat er meer tegen- dan voorstemmen zijn. De voorstander stemt voor, ook hopend dat er meer voor dan tegen is. De voorstander hoeft zich dan niet meer zorgen te maken over het opkomstpercentage: hij zal er niet per ongeluk voor zorgen dat een tegen-uitslag bij het referendum voldoende opkomst heeft.

Vanzelfsprekend kan het bij elk soort volksraadpleging (bv. een ‘gewone’ verkiezing), voorkomen dat een stem een ongewenst effect heeft. Iemand die bij het stemmen twijfelt tussen CDA en VVD en besluit toch maar VVD te stemmen, kan er voor zorgen dat door die ene stem een restzetel van het CDA naar GroenLinks gaat. Had die persoon dat geweten, dan was hij mogelijk liever thuis gebleven. Maar, bij reguliere verkiezingen zijn dit soort paradoxale situaties (extreme) uitzondering; bij het raadgevend referendum zit het er in het fundament in gebakken.

Maïs. Het nr. 1 exportprodukt van Oekraïne. Heeft verder weinig met het verhaal te maken, maar zo nu en dan een plaatje doet het goed in een blogpost.
Maïs. Het nr. 1 exportprodukt van Oekraïne. Heeft verder weinig met het verhaal te maken, maar zo nu en dan een plaatje doet het goed in een blogpost.

 

Rekenvoorbeeld

Stel, dat bij het associatieverdrag 25% van het volk tegen en 40% voor is (en de overige 35% boeit het niet, die blijven thuis). Als alle voorstanders braaf gaan stemmen, wordt het associatieverdrag aangenomen. Als alle voorstanders demonstratief thuisblijven, wordt de opkomst niet gehaald en wordt het associatieverdrag aangenomen. Maar de voorstanders weten van elkaar niet wat ze gaan doen en moeten elk dus gokken wat de beste strategie is. Gevolg zal zijn dat ongeveer de helft thuisblijft en de andere helft voorstemt. Dan stemt dus 25% van het volk tegen, 20% voor, en is vervolgens het opkomstminimum behaald en heeft 56% van de stemmers aangegeven tegen het verdrag te zijn.

Er zitten 150 politici in de Tweede Kamer en nog eens 75 in de Eerste Kamer. Die hebben allemaal poppetjes rondlopen die hun advies geven. Was er bij die honderden mensen dan niemand die deze lacune even opgemerkt heeft? Of is dit allemaal strategie, zodat de politici bij een tegen-uitslag van het referendum straks kunnen zeggen “ja maar die opkomst-eis he, daarom bleven de voorstanders thuis. Deze uitslag bevestigt alleen maar dat wij op de goede koers zitten. Applaus voor onszelf.”. Hoe het ook zit, het referendum levert op deze manier in ieder geval één duidelijke verliezer op: de politiek.